Inkomensafhankelijke combinatiekorting HR
Wanneer is er aanspraak op de inkomensafhankelijke combinatiekorting bij co-ouderschap?
De inkomensafhankelijke combinatiekorting is een fiscale korting op de inkomensheffing en is geregeld in artikel 8.14a Wet Inkomstenbelasting 2001. U heeft daar recht op als u voldoet aan navolgende voorwaarden:
- Op uw adres staat in betreffende kalenderjaar minimaal zes maanden een kind op uw adres ingeschreven.
- Bij aanvang van het kalenderjaar is het kind jonger dan 12 jaren.
- Als u samenwoont is uw inkomen lager dan dat van uw partner.
- Uw inkomen is minimaal € 5.072,= per jaar.
De korting is inkomensafhankelijk, dus dat betekent dat naarmate u meer verdient de korting lager wordt. Bij een inkomen dat hoger is dan ongeveer € 98.000,= bruto is de korting nihil.
Maar wat nu als u gescheiden bent en samen met uw ex uw kinderen verzorgt in een co-ouderschapsregeling? Bij de totstandkoming van de regeling over de inkomensafhankelijke combinatiekorting is het de bedoeling geweest dat ouders die niet samenwonen maar hun kinderen in gelijke mate verzorgen beiden aanspraak konden maken op de combinatiekorting. Wat nu bedoeld wordt met “verzorging in gelijke mate” bestond tot voor kort onzekerheid. In 2001 oordeelde de Hoge Raad dat recht bestaat op inkomensafhankelijk combinatiekorting als het kind doorgaans 3 tot 3,5 dagen per week verblijft in het huishouden van een ouder. Echter, er zijn ook zorgverdelingen waarbij dit niet het geval is, maar waarbij kinderen wél evenveel bij iedere ouder verblijven. Bijvoorbeeld een regeling waarin de kinderen de ene week 2 dagen bij de ene ouder verblijven en 5 dagen bij de andere en de andere week precies het omgekeerde; een zogenaamde 2-5-5-2-regeling. Maar er zijn ook andere regelingen, waarbij bijvoorbeeld in een tweewekelijks schema de kinderen de ene week 2 dagen en de andere week 4 dagen bij een ouder verblijft met een flexibel in te vullen dag. In deze regelingen verblijven de kinderen niet iedere week tenminste 3 dagen bij een ouder.
De Belastingdienst heeft zich de afgelopen jaren weinig flexibel opgesteld ten aanzien van het recht op inkomensafhankelijke combinatiekorting. Regelingen waarbij de kinderen niet doorgaans 3 tot 3,5 per week bij een ouder verblijven leiden tot afwijzing van het recht op inkomensafhankelijke combinatiekorting. Ook als de kinderen dus per saldo de helft van de tijd bij iedere ouder verblijven.
De Hoge Raad heeft op 13 maart 2020 hierover duidelijkheid gegeven. In deze zaak werd over 2015 door de inspecteur van de Belastingdienst een aanslag inkomstenbelasting opgelegd waarbij geen rekening was gehouden met de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Tussen de ouders bestond een co-ouderschapregeling die er als volgt uit zag:
|
dag |
|
Verblijf |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1 |
Maandag |
wissel |
Vader |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2 |
Dinsdag |
|
Vader |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 |
Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag |
wissel
wissel
wissel |
Moeder Moeder Vader Vader Vader Vader Moeder Moeder Moeder Moeder Moeder moeder |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Op de website van de Belastingdienst staat gepubliceerd dat als kinderen doorgaans en tenminste drie hele dagen aaneengesloten per week in ieder huishouden verblijven beide ouders recht hebben op inkomensafhankelijke combinatiekorting. Met drie hele dagen wordt dan 3 x 24 uren bedoeld.
De inspecteur van de Belastingdienst vond dat in bovenstaand schema de kinderen geen enkele week 3 x 24 uren aaneengesloten bij hun vader verblijven, dus dat er geen aanspraak is op inkomensafhankelijke combinatiekorting. De vader vond dit onterecht, omdat in dit schema zijn dochter tweewekelijks zes hele dagen bij hem verbleef. Bij de rechtbank kreeg de vader gelijk, maar de Belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem – Leeuwarden stelde de vader op 27 maart 2018 in het ongelijk. Daartegen heeft de vader cassatie ingesteld. Op 13 maart 2020 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat bepalend is dat de ouders de zorg over hun kinderen gelijkelijk verdelen en dat dit ook kan in een ander duurzaam ritme dan enkel een verdeling waarbij de kinderen iedere week tenminste 3 x 24 uren aaneengesloten bij iedere ouder verblijven. Kortom, de vader heeft van de Hoge Raad gelijk gekregen.
Bij het maken van afspraken over een zorgverdeling is het van belang dat de fiscale gevolgen daarvan goed in kaart worden gebracht. Op deze wijze weten de ouders op welke toeslagen en heffingskortingen zij al dan niet aanspraak kunnen maken.