Lichtvaardig procederen kan heel kostbaar zijn
Als advocaat heb je vaak te maken met serieuze problemen. Als er gerechtelijke procedures gevoerd worden dan gaat dat ook meestal ergens over. De partij die een procedure verliest kan worden veroordeeld in de proceskosten. In het familierecht gebeurt dat in de regel niet, maar het kan wel.
Een proceskostenveroordeling wordt vastgesteld aan de hand van het liquidatietarief. Dat is een soort puntensysteem. Voor iedere proceshandeling wort een punt toegekend. Naar gelang het belang van een zaak wordt voor iedere punt een bedrag gerekend. De proceskosten worden dus niet berekend aan de hand van de werkelijke kosten die iemand heeft moeten maken. De werkelijke kosten zijn meestal hoger. Een proceskostenveroordeling is dus een doekje tegen het bloeden. Pas als een procespartij het heel bont maakt, dan kun hij of zij in de werkelijk gemaakte proceskosten worden veroordeeld.
Het nieuwe jaar ving aan met zo’n zaak. Al jarenlang sta ik iemand bij in zijn echtscheiding en de gevolgen daarvan. Het gaat met name om het ouderschap; gezag en omgang. Dit is helaas ontaard in een vechtscheiding. Mijn tegenpartij stond niet toe dat mijn cliënt zijn kinderen zag. Na veel procederen heeft dit ertoe geleid dat de kinderen nu bij mijn cliënt wonen en moeder haar kinderen niet meer mag zien. In bijna alle procedures is mijn cliënt in het gelijk gesteld door de rechter. Het gelijk krijgen van de rechter voelt niet als een overwinning. Het resultaat is immers triest.
Mijn tegenpartij getuigt van een niet aflatende vechtlust en toen ze niet meer kon vechten over de kinderen deed ze dat over andere zaken. In dit geval vorderde ze van mijn cliënt de kosten die zij had gemaakt voor de huisdieren 8 jaar geleden. Die kosten had zij overigens niet zelf betaald, maar iemand anders. Een kansloze zaak, maar toch wist zij een bedrijfje te vinden dat voor haar deze procedure wilde starten. Dus in de lente van 2017 werd mijn cliënt voor de kantonrechter gedagvaard om de kosten van hondenbrokken. Het moet niet gekker worden dacht ik nog. Namens mijn cliënt heb ik verweer gevoerd: mevrouw had geen belang, er was geen wettelijke grondslag en bovendien ging het nergens over. Omdat het een ‘onzinvordering’ was heb ik de kantonrechter verzocht mevrouw te veroordelen in de werkelijke proceskosten. Ondanks haar vechtlust verscheen mevrouw niet op de zitting. Dat vond ik wel jammer, ik had graag gezien hoe zij haar vorderingen had toegelicht.
In zijn vonnis overwoog de kantonrechter dat mevrouw een vordering had ingesteld die nauwelijks kans van slagen had. Met enige verontwaardiging beschreef de kantonrechter dat mijn cliënt werd aangesproken op kosten van dieren die waren gemaakt meer dan 8 jaren geleden. Conclusie was dat mijn cliënt onnodig juridische kosten moest maken en mevrouw mijn client daardoor moedwillig had geschaad. Door het dagvaarden van mijn cliënt met een ‘onzinvordering’ had mevrouw onrechtmatig gehandeld. Zij werd daarom veroordeeld in de werkelijke proceskosten. Die bedroegen bijna tweeduizend euro. Dit soort proceskostenveroordelingen zijn een zeldzaamheid. Ondanks dat het een wat sneue zaak betrof voelde de uitspraak van de rechter dit keer wel als een overwinning.