Jeugdzorg “code rood”
Jeugdzorg “code rood”
Per 1 januari 2015 is de nieuwe Jeugdwet in werking getreden. In de Jeugdwet wordt de jeugdzorg geregeld. Dus op welke wijze een ondertoezichtstelling, pleegzorg en gesloten plaatsingen moeten worden uitgevoerd. Voor 2015 werd dit landelijk geregeld, per 1 januari 2015 zijn de gemeenten hier verantwoordelijk voor. Kortom decentralisatie van de jeugdzorg. Daarmee is de jeugdzorg, inclusief de jeugd-GGZ onderdeel geworden van de lokale politiek.
De gemeenten zijn nu verantwoordelijk voor de jeugdzorg en de financiering daarvan. Sinds 2015 zijn er enorm veel aanbieders van jeugdzorg bijgekomen. Voor 2015 waren dat zo’n 400 aanbieders, nu zijn dat er zo’n 6000. Goed nieuws, zou u denken, maar dat ligt toch wat anders. De zorgaanbieders bieden enkel hulp voor de lichtere gevallen, maar niet voor complexe zaken. Dat betekent dat kinderen die het het hardst nodig hebben, niet de juiste hulp krijgen.
Als de ontwikkeling van een kind ernstig wordt bedreigd en de ouders niet in staat zijn in overleg voldoende hulpverlening te organiseren, dan kan de rechter een ondertoezichtstelling uitspreken. Dat betekent dat het gezag van de ouders wordt beperkt en er een Gecertificeerde Instelling (GI) wordt belast met de ondertoezichtstelling. Een jeugdzorgwerker van de GI (vroeger heette dat ‘gezinsvoogd’) zal de ouders begeleiden om ervoor te zorgen dat de ontwikkeling van het kind niet meer wordt bedreigd.
Als een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken, dan zijn er in het gezin vaak al hoog oplopende problemen. Het kan gaan om een gezin waarin een kind gedragsproblemen laat zien, maar heel vaak gaat het ook om gescheiden ouders die enorm met elkaar in conflict liggen. Een conflict tussen ouders is schadelijk voor de ontwikkeling van een kind.
Een jeugdzorgwerker van een GI is in feite een manager die probeert de juiste hulpverlening in te schakelen. Daarbij wordt uitgegaan van de eigen verantwoordelijkheid van de ouders voor de opvoeding en verzorging van hun kind. Iedere jeugdzorgwerker heeft meerdere kinderen onder zijn of haar hoede. De werkdruk is hoog en het risico op overbelasting is groot. De GI’s kennen dan ook een groot verloop van jeugdzorgwerkers.
Per 1 juli 2021 hebben de twee grootste GI’s binnen het arrondissement Oost-Brabant, Jeugdbescherming Brabant en de William Schrikker Groep, besloten een instroomstop in te voeren van tenminste drie maanden. Dat betekent dat als een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken de betrokken ouders en kinderen te maken krijgen met wachtlijsten die op kunnen lopen tot een half jaar of langer.
In mijn praktijk heb ik diverse dossiers waarin er sprake is van een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing. Mijn ervaring met jeugdzorgwerkers is dat het stuk voor stuk erg betrokken mensen zijn, maar dat ze teveel op hun bordje hebben. Dat leidt vaak tot onzorgvuldige beslissingen of verkeerde procedures. Dat kan ik mij ook wel voorstellen gelet op de werkdruk. Maar dit betekent per saldo ook dat per dossier nog kritischer gekeken moet worden of de ondertoezichtstelling wel nodig is en of die wel goed wordt uitgevoerd. Het grootste belang is immers dat de kinderen en de ouders waar het om gaat op juiste manier worden ondersteund en niet meer in hun rechten worden beperkt dan nodig is.
Het demissionaire kabinet heeft inmiddels een ‘Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming’ gelanceerd. Daarin wordt onder andere voorgesteld Veilig Thuis, Gecertificeerde Instellingen en de Raad voor de Kinderbescherming om te vormen tot ‘Regionale Veiligheidteams’. De primaire motivatie van deze veranderingen lijken efficiency en bezuinigingen te zijn. In mijn optiek ontbreekt de noodzaak voor deze plannen en zou men beter lering kunnen trekken uit het rampzalig verloop van de jeugdzorg de afgelopen 6 jaren.
Met recht kunnen we zeggen dat jeugdzorg zich in een diepe crisis bevindt. De kinderen die het hardst hulp nodig hebben worden daarvan de dupe. Dat betekent dus ook dat de bescherming van de rechten van kinderen en hun ouders van nog groter belang is geworden.